Project Leeswinst: de eerste gedrags- en (f)MRI bevindingen

Eén van de belangrijkste eerste stappen die een kind maakt tijdens het leren lezen is het leren koppelen van letters aan bijbehorende spraakklanken (bijv. de letter ‘a’ en de klank /a/). Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het precies deze koppeling is die lastig is voor kinderen met dyslexie en dat daardoor leesproblemen kunnen ontstaan. In project Leeswinst proberen we meer inzicht te krijgen in waarom dit het geval is en hoe de verwerking van letter-klank informatie in het brein verandert wanneer kinderen met en zonder dyslexie in de loop der jaren beter leren lezen. Een groep van zeventig 8-10 jarige kinderen heeft in ons MBIC lab een ‘aba’ ‘ada’ taak uitgevoerd, zowel op de computer als in de MRI scanner. Tijdens de ‘aba’ ‘ada’ taak horen kinderen een onduidelijke spraakklank die soms als ‘aba’ en soms als ‘ada’ wordt waargenomen. Samen met deze spraakklank zien ze ‘aba’ of ‘ada’ tekst op een computerscherm. De taakuitvoering en hersenactiviteit van de kinderen vertelt ons hoe spraakklanken en letters worden gecombineerd.

De eerste resultaten van ons onderzoek laten verrassend genoeg een vergelijkbare uitvoering van de ‘aba’ ‘ada’ taak zien bij kinderen met en zonder dyslexie, en dus een ogenschijnlijk vergelijkbare koppeling van de onduidelijke spraakklank en de ‘aba’ of ‘ada’ tekst. De gemeten hersenactiviteit in de MRI scanner, laat echter wel interessante verschillen zien. Kinderen met dyslexie laten significant minder activiteit zien in een hersengebied dat is gespecialiseerd voor visuele tekstherkenning (roze hersengebied, zie onderstaand plaatje) vergeleken met kinderen zonder dyslexie. Bovendien was dit gebied, ongeacht of er sprake van dyslexie was, minder actief bij kinderen die minder goed lezen en taken met klanken minder goed uit kunnen voeren. Ook laten de MRI resultaten zien dat kinderen die letters en klanken minder snel aan elkaar weten te verbinden, minder activatie hebben in auditieve hersengebieden die belangrijk zijn voor het koppelen van letters en klanken (blauw hersengebied in onderstaand plaatje). Samen tonen deze resultaten aan dat individuele verschillen in het leesniveau van kinderen samenhangen met de manier waarop visuele en auditieve hersengebieden letters en spraakklanken verwerken. De volgende belangrijke vraag is nu of, en hoe, deze hersengebieden veranderd zijn wanneer dezelfde kinderen een jaar later opnieuw terugkomen voor een MRI herhaalonderzoek met de ‘aba’ ‘ada’ taak. We kijken ernaar uit om de resultaten van dit herhaalonderzoek tijdens de komende maanden te kunnen presenteren.

Explanation_findings_website_Dutch